Verhaal 3. Het klushok

Gerry: “Heb jij de krant al naar de buurvrouw gebracht vandaag?”

Bert: “Ja ja, dat doe ik zo wel”

Gerry: “Ze zit erop te wachten hoor.”

“Kijk nou naar dit uitzicht, wat een ruimte!” Vanuit hun appartement op de bovenverdieping van een galerijflat kijken Gerry en Bert door het raam uit op twee kruisende snelwegen. Het is spitsuur. Zo ver je kan kijken vormen auto’s het decor. Met haar wijsvinger gaat Gerry over het raamkozijn. Een laagje fijnstof blijft achter op haar vingertop. “Een mooie buurt is het niet, maar toen we hier voor het eerst binnenkwamen, zagen we vooral de lucht en het licht. We waren jong en wilden in het centrum wonen voor vertier. De terrasjes, de bioscoop, de winkels. We waren meteen verkocht. Dat is nu bijna vierendertig jaar geleden. Sommige buren wonen er nog veel langer. Een buurman zelfs al sinds 1963. De flat werd al snel ons eigen eilandje, de buren een soort familie.”

Bert gaat rechtop zitten. Een twinkeling verschijnt in zijn ogen. “Vaak zat ik beneden te klussen in mijn berging ter grootte van een postzegel. Al snel kwamen er buren langs om te kijken wat ik daar allemaal deed. Ik had er een koffieapparaat neergezet. Wanneer ik ze dan een kopje échte Senseo aanbood, waren ze niet meer weg te slaan. De berging werd een hangplek en al snel werd het werd veel te vol. We verkasten naar een groter hok en een jaar later naar een nóg grotere ruimte. Samen deden we kleine klusjes en kibbelden over hoe we iets het beste in elkaar konden zetten. Roddelen, dat konden we ook goed”, grapt Bert. “Iedereen kon langskomen. Het haalde de buren echt uit hun isolement.”

“Het begint met een keer iets lenen van een ander en elkaar goedendag zeggen op de gang,” vult Gerry aan. “Langzaam groeit dat naar meer en voor je het weet ken je iedereen in de flat. Als we ziek zijn, verzorgen we elkaar. Toen Bert twaalf weken op de intensive care lag, stonden de buren voor ons klaar. Sommige dingen doe je gewoon voor elkaar, of je elkaar nu wel of niet aardig vindt. We weten dat we altijd bij elkaar binnen kunnen lopen.”

Bert vervolgt: “Toen ik in 2013 erg ziek werd is het klushok opgeheven. Met het verdwijnen van onze hangplek is de samenhang wel verminderd. We hebben minder contact met de buren. Dat komt ook wel door het recente verloop in de flat. Waren eerder alle bewoners zelf de eigenaar van hun huis, nu is een groot deel in bezit van beleggers die ze verhuren aan mensen die ‘op doorreis’ zijn. Studenten, expats, jonge ouders die een grotere woning zoeken. Soms zien we elke paar weken andere bewoners. Mensen komen uit alle hoeken van de wereld. De voertaal in de flat is nu Engels. Een tijdje geleden stond ineens de politie voor de deur op de tweede verdieping. Een Chinese eigenaar had het huis verhuurd aan een paar jongens. In plaats van er zelf te gaan wonen, hadden die een hennepkwekerij gebouwd met alles erop en eraan. Ze wilden net gaan oogsten. Ongelofelijk dat dit gewoon onder mijn ogen gebeurde, zonder dat ik iets had gemerkt.”

“Dan verlangen we wel terug naar het menselijk contact”, zegt Gerry. “We proberen nu in het park een nieuwe verzamelplek te maken, maar dat komt nog niet helemaal van de grond. Waarschijnlijk is er ook sprake van een generatiekloof. Nu zijn wij de ouwelui. Jongeren hebben wel wat anders te doen dan naar een algemene ledenvergadering te komen of met de buren in het park koffie te drinken. Maar we moeten ook naar onszelf kijken. We hebben inmiddels al zo lang ons eigen vaste ploegje, dus ik neem niet altijd meer de moeite meer om te investeren in weer nieuwe, tijdelijke bewoners. Maar dat is niet goed. Je moet jezelf toch blijven aansporen en je een beetje aanpassen, luisteren naar iemand, zoeken naar gemeenschappelijke interesses. Door iets simpels als een kopje suiker lenen ontstaat al een gesprek. En met een beetje humor kom je een heel eind. Dat is natuurlijk wel wat moeilijker met een taalbarrière. Maar een tikje op de schouder werkt ook, of een duimpje omhoog. En ja, soms gaat de deur voor je neus dicht en haal je je schouders op.

Soms mopperen we wel, maar als er dan een mogelijkheid is om te verhuizen, dan gaan we toch weer twijfelen. Ondanks de veranderingen in het gebouw is het moeilijk om definitief te vertrekken. We zijn inmiddels zo gehecht aan de plek, met alles wat daarbij hoort. Wat ook helpt: samen met een aantal mensen in de flat protesteren we nu tegen veranderingen in de buurt door grote projectontwikkelaars. We schrijven samen brieven, gaan naar gemeenteraadsvergaderingen. Door dat gezamenlijk protest maken we nieuwe vrienden, zelfs als we de zaak niet winnen. Nu zijn we bezig met behoud van dit park. We geven ons niet zomaar gewonnen. Had je niet gedacht he, in zo’n flatje!